Spring naar de inhoud

Armand
Van Assche

Armand Van Assche was leraar en wetenschapper, maar ook schrijver van enkele tijdloze kindergedichten. Met zijn debuut ‘De Zee is een Orkest’ waaide er een frisse wind in het landschap van de kindergedichten. -Op deze vernieuwde website brengen we deze gedichten eens terug onder de aandacht. Geniet ervan!

De Zee is een Orkest
Zwanen
De Hand van mij vader
Fantaseren

De zee is een orkest

Als het regent is de zee een grote trommel
en de steeltjes van de regen slaan erop.
Spatten bonzen.
Dan komt de zon.
Die blaast hoog van de toren, in de wolken
een warme hoorn, tussen wangen als sinaasappels.
En de golven met strijklicht,
violen die rood worden tot achter hun oren.
Ze duiken kopje onder, 
zwieren en wiegen als meeuwevleugels.
In het orkest van de zee laat ik me drijven
op de rug als een noot tussen de notenbalk
tot het licht uitgaat.
Kijk daar krult nog wat schuim.
Dat zijn de witte hemdsboorden van de zwartgeklede muzikanten.

Zwanen

Zwanen zien er altijd zo nieuw uit zo zondags, zo
pas in bad geweest. Maar spelen of spetteren in het
water, dat doen zij niet. Zwanen zijn niet vrolijk.


Zij willen ook altijd weg. Daarom wiegen zij met
hun lange hals als met een witte zakdoek en zo
droevig dat zij kijken. Zwanen kunnen geen tranen
laten.


Maar zwemmen, dat kunnen zij, statig drijven altijd
recht vooruit als witte bootjes met onzichtbare roei-
spanen.


En opeens verandert alles van kleur als zij hun
vleugels openslaan en zich languit rekken in de
spiegel van de vijver. Dan kraait het water van ple-
zier en klapt in zijn handen.

De hand van mij vader

Aan de buitenkant
is de hand van mijn vader
een polderland
met riet en pluimgras
blauw gezwollen beken
en hier en daar, verstrooid,
wat zonnebloemen.

Aan de binnenkant
is de hand van mijn vader
een stafkaart
met snelwegen
en wandelpaden.
Ik vind er altijd
de weg op
naar huis.

Fantaseren

Als we ’s avonds in bed liggen
mijn broer en ik, nog klaar wakker,
fantaseren we om het meest
en om het gekst, tot de trappen
ervan kraken en het licht aanspringt.


De sterren, zeg ik, zijn de witte
balschoentjes van de engelen
of de suikermuisjes
op een grote verjaardagstaart
of nog …


Maar dan zet mijn broer in
met zijn nuchtere, bazige stem:
doe niet zo gek,
de sterren, dat zijn grote, grote
vuurbollen, die we eerst zien
als ze allang ontploft zijn,
uiteengespat in duizend stukken!


Bij zijn fantasie kan ik het nooit halen